Woensdag 8 januari 2014
Als eerste gaan we naar het centrum Soroblé, om de dorpsbewoners uit te wuiven. Ze zijn allemaal in de wolken dat ook Mimi er nu bij is. (Gisteravond niet.) En het wordt een ontroerend weerzien, dat natuurlijk op foto moet worden vastgelegd!
Souleymane heeft een ‘moto-taxi’ voor ze gereserveerd, iets waar ik ze niet voor benijd: zelfs enkele kilometer op asfalt in de stad zijn al genoeg om je behoorlijk te doen uitwaaien en door elkaar schokken. Maar zij moeten nu 50 km over een hobbelige zandweg!
We wuiven ze natuurlijk eerst nog uit – de stemming is opperbest!
En daar gaan ze dan, voor een uur of 3-4 …
Na de gebruikelijke gesprekken met Souleymane, met fiets naar Penengala, 7 km van Segou. We vinden UPOBREK niet, de zon schijnt hard en onze gammele fietsen en het drukke verkeer maken de expeditie behoorlijk vermoeiend. Dus we stoppen in hotel Indépendance, waar we een uur rusten, iets drinken en de email kunnen controleren. Verder langs het asfalt tot N’Domo, het centrum voor bogolans, waar we anderhalf uur stoffen kiezen, en kunnen zien hoe onze bestelling van een zwart-wit doek met een verhaal. Er wordt uitgelegd hoe de vrouwen ook actuele thema’s in het verhaal opnemen, bijvoorbeeld witte driehoekjes, die ‘einde’ betekenen, nu dus – na het conflict van de vorige twee jaar – “La fin de la guerre au Mali”. (Daarvan een film gemaakt.)
Buiten voor Ndomo een uurtje op de bank voor de kapper gezeten om te bekomen van de hitte – het zal zo’n 35 graden zijn, maar we hebben een mooie voorraad stoffen achterop de fiets! We zoeken verder naar UPOBREK, de zaak die ‘beurre de carité’ verkoopt, en die we na omzwervingen alleen vinden door ze op te bellen. Maar eenmaal daar doen we een goede voorraad in, ook van ‘Neem’ olie. Terug in de stad gaan we eerst naar onze oude apotheker: “Aaah Mimi!!!” Vooral anticonceptiva voor de vrouwen in het dorp, maar Mimi weet hem ook te interesseren voor moringa, waarmee hij wil gaan experimenteren. Ik wacht buiten, waar een tweetal jonge kerels niet anders te doen heeft dat water over hun armen en voeten te gieten omdat het toch zo warm is, meneer .Vóór ze staan twee glimmende gloednieuwe motorfietsen. Een talibé- jongetje van een jaar of 8 komt naar me toe, blootsvoets, blauwe emmertje op zijn rug. Hij bedelt,natuurlijk, want dat moet hij. Ik heb niets om te eten, en geld geven we nooit, dus ik moet hem teleurstellen. Maar zoals gebruikelijk blijft hij een beetje rondhangen. Misschien komt er toch nog iets uit de bus? Hij koestert een doos waarin een of ander elektronisch dingetje heeft gezeten als een grote schat. Ik wil een slok drinken, en wenk hem,giet hem water in zijn emmertje. Eén van de jonge vlerken met brommers springt op en wil het ventje wegjagen. Probeer hem op zijn nummer te zetten dat hij kinderen die niks misdoen met rust moet laten. En dat IK de jongen water heb gegeven. Hij zet zich willens nillens terug in zijn fauteuil en gaat verder met water gieten over zijn voeten (en NIET voor abluties!) Mededogen met de zwaksten is hier echt heel, heel ver te zoeken…
We zijn we behoorlijk afgepeigerd: we hebben zo’n 20 km in de Afrikaanse zon gefietst, en we laten ons neer in ons vroegere restaurant, Cora, waar een hartelijk weerzien met ‘onze man’, Cekoura (letterlijk “de nieuwe man” !) die ons destijds associeerde met Albert II. Hij blijkt even goed op de hoogte van ons koningshuis als van de politieke situatie als voorheen. We drinken samen thee en eten rijst met arachide-saus uit één bord. Er wordt goed gepraat, hij citeert Marx, spreekt een literair Frans en is een man van de wereld, in een wat verhakkeld pak – maar MET stropdas! De laatste jaren is er helemaal geen klandizie meer in de zaak, en hij moet rondkomen met gemiddeld zo’n 22 Euro in de maand!…
We hadden Sidi en Vera uitgenodigd voor het avondeten. Die komen terug uit Markala, waar ze een project bezochten. Sidi is een reus van tegen de twee meter, uit het zuiden van de Dogon, en runt een reisagentschap in Bamako. Spreekt 9 talen… Afrika is het eldorado van de meertaligheid. Vera is fotografe, en actief in de stichting in Erfurt die een school-project in Kati ondersteunt. Maar zij werkt ook samen met Souleymane om zijn stoffen in Duitsland te kunnen verkopen. Aangenaam rustig gesprek.
De plannen voor morgen blijken plots gewijzigd: we gaan niet vrijdag, maar morgen naar het dorp. En niet alleen Vera en Sidi gaan mee, maar ook Monique, onze vroegere hospita in Segou: zij is in september 2011 mee een dag naar Fintiguila gegaan, toen nog op brommers. Dus naar huis om ons voor te bereiden. Onderweg in het pikkedonker rijd ik pardoes op een hoopje kantige steenblokken die daar aan de zijkant op de weg liggen. Ik kom er goed van af, heb geluk gehad, met mijn slippers tegen beton. Maar 20 meter verder zitten 3 jonge mannen op ligstoeltjes naar muziek op hun GSM’s te luisteren. Mimi: “C’est dangereux!” Eén van die knapen: “Oui, c’est dangereux.” Niemand van hen staat op om die stenen 2 meter naar de kant te schuiven. (Jonge) Afrikaanse mannen! We fietsen verder, maar mijn ogen zijn nu gewend aan het donker, en ik zie aan de overkant van de straat een soldaat achter een boom staan, met mitraillette…. We zijn zeker 500 meter van de kazerne verwijderd.
Thuis meteen tent opgesteld en onder de wol. Ondanks de uitputtende dag slapen we beiden slecht.