Donderdag 9 januari 2014
Zoals gewoonlijk vertrekken we veel te laat: anderhalf uur. Monique is een beetje gepikeerd dat Souleymane niets heeft laten weten. En bovendien ‘vergeet’ hij dat we bananen willen kopen voor onderweg. ‘Vergeten’ betekent dat hij er zelf niet in geïnteresseerd is. Betekent dat we de hele dag niets te eten hebben behalve de 10 broden die we kopen, en natuurlijk behoorlijk wat voorraad water.
We rollen over de zandweg tegen een veel te hoge snelheid, waardoor je helemaal door elkaar geschud wordt. Niet dat dat uitzonderlijk is voor Souleymane, maar ook een 4×4 is aan slijtage onderhevig. En bovendien zitten wij met zijn vieren ongemakkelijk op de achterbank: Vera, Monique, Mimi en ik. We stoppen in Samené, het laatste dorp aan de zandweg, Souleymane wil de burgemeester zien en ons aan hem voorstellen. Die komt zo’n 20 minuten later. Ik maak ondertussen een praatje met 3 leraren van de school –zitten buiten rustig thee te drinken, terwijl de kinderen in de klas alleen zijn… Is een staatsschool, met alle gevolgen vandien…Het gesprek met de burgemeester (alles in openlucht, uiteraard) is vriendelijk, maar kort. Het is wel duidelijk dat ze hopen dat wij ook hier een dergelijk project zouden starten…. Maar dan zal er nog heel wat overleg en aanpassing nodig zijn. Of ze daartoe bereid zijn?
Nu het stukje slalom-rijden tussen de struiken tot we 7 km verder in Fintiguila aankomen. Heel ontroerend weerzien met de mensen in het dorp. Iedereen ziet er eigenlijk beter uit: de vrouwen hebben mooiere kleren, de kinderen zien er properder uit, minder snotneuzen ook – en eigenlijk nog alleen bij de kleuters, de kinderen ook minder verhakkelde kleren.
Eerst bezoek aan het dorpshoofd, die oprecht blij is ons te zien. Hij is in die twee jaar eigenlijk nauwelijks verouderd. Hij krijgt (geplastificeerde) foto’s van hemzelf en van de vrouwen met Mimi op het veld. We openen het gesprek over de ‘lichtflessen’ binnen in huis, terwijl het erf intussen vol stroomt met vrouwen en kinderen. (De mannen zijn, zo vernemen we later, vrijwel allemaal naar Djenne om er vis te vangen. De Bani hier is vrijwel leeg gevist: de vorige jaren kwam men met koelwagens uit de hoofdstad – 400 km – om hier vis in te kopen voor de rijke Malinezen in de hoofdstad. Voor de dorpsbewoners dus nu vrijwel geen vis meer.) Er is wel interesse voor de lichtflessen in de golfplaten plafonds, maar we zullen nog wel wat behoorlijk overtuigingsmateriaal moeten aandragen. Iemand moet het eerst uitproberen, zodat duidelijk wordt wat de winst is. We zoeken naar iemand die dit kan op gang trekken.
Op bezoek naar de kleuterklas ernaast. Brigitte, onze (christelijke) kleuterleidster ziet er prachtig uit in een mooie bazin, een groot verschil met 2 jaar geleden.
Maar nog groter is het verschil van de kinderen: allemaal rustig met vieren op een bank, 47 in het totaal, heel heel braaf.
(Als ik eraan terugdenk wat een helse chaos het toen was, is dit ongelooflijk wat Brigitte verwezenlijkt heeft.) Op het bord staan allerlei puntjes in krijt getekend, in een soort matrix. Daarboven de titel: LES POINTS. Zeker een creatieve les – ongelooflijk hoe degelijk de kleuterleidsters hier werken.
Verder. Aan de rand van het dorp is de 3de klas bezig met de praktijkles houtbewerking. Josuein (?) is de ongeletterde timmerman uit de stad die de leerlingen bijbrengt: zagen, hakken, meten, sjorren. Enkele stoelen die ze de voorbije weken hebben gemaakt (en verkocht!) staan er naast. We maken kennis met Nafisatou, onze nieuwe lerares Frans.
Het is de bedoeling dat zij in het Frans vertaalt wat de leraar in het Bamanan vertelt, maar daar komt niet zo veel van in huis. Sfeer is rustig, kinderen luisteren en werken in groepjes van zes aan een praktische opdracht die ze krijgen. Geen onderscheid tussen jongens en meisjes: iedereen leert de eenvoudige schrijnwerkerij.
Volgend bezoek is de 1ste klas: Daouda onderwijst N’go (of N’ko) een schrift dat door een geleerde uit Guinée is ontwikkeld in de 40-er jaren van vorige eeuw. Zogezegd om de lokale taal hier, het Bamanan, te schrijven. Bij sommigen fungeert dat schrift hier zo’n beetje als een uitvloeisel van een nationalistische ideologie. Men denkt (hoopt) dat dit schrift het Latijnse alfabet zal vervangen, wat volledig naïef is. Ik moet zeggen dat de schrijfmogelijkheden ervan, als ik het nu zie, mij meevallen – dacht voordien dat het bijna niet cursief geschreven kon worden, maar dat valt goed mee. Maar dan nog: het wordt vrijwel nergens onderwezen en in de laatste 3 jaar heb ik misschien 2 of 3 opschriften in het N’go gezien. Het is ook volslagen nutteloos, want het Bamanan kan perfect in het Latijns alfabet worden geschreven. Tot overmaat van ramp heeft het schrift ook andere cijfers! Waar zelfs China, met zijn beschaving van duizenden jaren, de westerse cijfers gebruikt, willen ze in een klein gedeelte van West-Afrika eigen aparte cijfers gaan gebruiken…. Terwijl onze cijfers niet eens westers, maar Arabische cijfers zijn!
We bezoeken de derde klas. De nieuwe meester, Chakkah, geeft een uiterst degelijke indruk: zeer communicatief, vriendelijk maar duidelijk met de kinderen.
Er wordt van het bord gelezen in het Frans, gaat niet altijd even vlot, omdat hij in elk zinnetje wel een (te) lang woord heeft voor dit niveau, b.v. “Fatou se baigne proprement”. Kinderen blijven natuurlijk hangen bij dat laatste woord. Iets van progressie in didactiek moeten we proberen te ondersteunen.
Maar het is ook duidelijk dat de kinderen te weinig oefenen met lezen. Of we dat kunnen veranderen, is zeer de vraag. Onlangs een jongen uit een wat welstellende gezin, is in de 6de klas (van een privé-school!), leest op het niveau van eind 1ste klas bij ons…. Te weinig oefening. Geen ondersteuning van omgeving, ook niet van de ouders. In een gewone school zitten over de 100 kinderen in 1 klasje… Hoe ga je dat organiseren. Honderd jaar geleden was dat bij ons ook zo, maar met twee belangrijke verschillen: (1) een strikte en strenge discipline (ontbreekt hier volledig); en (2) oudere leerlingen hadden de verantwoordelijkheid om jongere leerlingen het lezen enz. bij te brengen – zij waren als het ware de assistenten van de leerkracht. Maar dat werkt hier niet, want zelfs de leerlingen in de hoogste klassen kunnen zelf ook nog steeds niet lezen. Hoe zouden ze dan de kleintjes kunnen helpen. Er worden normaal gesproken ook ‘zo maar’ punten gegeven: ‘des notes de complaisance’ – er is eigenlijk nooit iemand die een onvoldoende haalt, want NIEMAND kan iets…. Het is ook niet gemakkelijk: er is absoluut NIETS om te lezen! Geen boeken, geen tijdschriften, geen bibliotheken. Er is, voorzover ik weet, zelfs in de stad Segou geen enkele krant te vinden! De Alliance Française heeft af en toe bibliotheken, maar dat is vrijwel uitsluitend volwassenen-lectuur, maar dat functioneert ook niet in een cultuur die vrijwel uitsluitend oraal is… [Colette zegt dat er een geweldig project is in Bamako: “Lire a Misirah”, in de buurt van Hippodrome. Moeten we een keer bezoeken! Een bibliotheek die zich specialiseert in kinderboeken die in Afrika spelen, is “Le texte libre” in Cognac.]
Daarna komt rekenen bij Meester Chakkah aan de beurt. Vooral de tekens <, > en =. Leerlingen doen het tamelijk goed, maar maken toch nog 30 {e9940e0c02f8d96d21e6f25569fda7b5198e19dfa9031a0585a9ae16fa7c9142} fouten. En typisch Frans weer: ze moeten de uitdrukkingen ‘supérieur’ en ‘inférieur’ gebruiken, woorden die de leerlingen NIETS zeggen. Bij ons gebruiken we praktische uitdrukkingen als ‘groter dan’ en ‘kleiner dan’. Maar dat is misschien te eenvoudig voor een Franse geest…. In ieder geval houden we een zeer goede indruk over aan dit bezoek, en Chakkah is ook heel communicatief naar ons toe.
Het vervolg wordt inspannend: het is het heetste van de dag (36 graden), we hebben niet gegeten, maar Souleymane troont ons mee om zijn meesterwerk, de watertoren, te tonen. Is indrukwekkend. We volgen het hele systeem van irrigatie.
Er wordt natuurlijk nu véél te kwistig met water omgegaan, maar goed, er IS nu tenminste water, dat via krachtige pompen uit de rivier in de watertoren wordt gepompt, en vandaar 1 uur per dag naar de groententuintjes van de vrouwen loopt.
En die groentetuintjes zien er nu in ieder geval veel beter uit, veel groter, beter onderhouden – alles dank zij het nieuwe irrigatiesysteem van Souleymane!
Het is echt heet, en het licht is verblindend. Zonder zonnebril krijg ik zwarte vlekken voor mijn ogen. We bekijken ook nog het nieuwe gebouwtje voor de vierde klas, die nu in de stijgers staat: moet ook, want in oktober moet het vierde jaar van start!
Het is na drieën dat we totaal uitgeput weer in het dorp komen. We proberen te lunchen, maar iedereen is zo moe, dat men eigenlijk alleen nog maar (warm) water kan drinken.
We maken een tocht in een prauw op de Bani-rivier. Drahmane, zoon van het dorpshoofd, voert ons. De rivier staat laag, want we moeten de prauw ver van de oever duwen voor hij vlot is.
En ook onderweg varen we nog een keertje vast op een zandbank. Geen goed teken, want het is nog maar het BEGIN van het droog seizoen: nog 6 maand voor de eerste regen komt… Wat wel opvalt, is dat er meer vogels zijn dan voorheen. De twee leraressen, Brigitte en Nafisatou, gaan ook mee aan boord, samen met Sidi en Vera – en Souleymane. Heeeeeel rustig, geen wind, meditatief, iedereen ontspant en geniet van de prachtige natuur.
Daarna terug naar Segou. Het is raar, maar de terugweg lijkt mij steeds veeeeel hobbeliger dan de heenreis. Is het alleen maar de vermoeienis van de chauffeur en het verlangen om zo snel mogelijk weer de eigen stal te bereiken, dat hem onvoorzichtiger doet rijden. In het donker zie je de putten en kuilen in de weg ook minder goed, natuurlijk. Of is de helling van het wegdek inderdaad moeizamer op de terugweg?