Zondag 12 januari 2014
Het duurt weer een eeuwigheid voor we vertrokken zijn. Maar we hebben nu tenminste alle inkopen kunnen doen: de boompjes voor de boomgaard rond de school, de zak met aardappelplanten, brood, bananen, watermeloenen, water natuurlijk. We pikken ook Soumeyla, de broer van Nadie, op, die zal rijden, vervolgens Ali, die tot half drie vannacht heeft gewerkt om twee ‘lichtflessen’ te fabriceren.
Mimi heeft dit systeem ontdekt, en we willen het aan de mensen in het dorp voorstellen. Je monteert een PET-fles in een stukje golfplaat, maakt een gat in het golfplaten dak (90 {e9940e0c02f8d96d21e6f25569fda7b5198e19dfa9031a0585a9ae16fa7c9142} van alle daken in het dorp) en past het stukje golfplaat met fles op het gat in het dak. Vervolgens dichten met ‘goudron’. En niet vergeten een beetje bleekwater + beetje water in de fles te doen. Het resultaat is een soort natuurlijke lamp binnen in de kamer, tenminste zolang de zon schijnt. De huizen hebben natuurlijk vrijwel geen ramen (tegen de hitte en het stof en zand), en ook geen elektriciteit, waardoor het binnenshuis overdag pikkedonker is. Nu, met deze ‘lichtflessen’ is er evenveel licht binnen als met een lamp van 60 Watt.
Tegen de middag komen we aan in Fintiguila. Eerst naar het dorpshoofd, natuurlijk, waar we de boompjes en de pootaardappelen afgeven.
Ali en Soumayla beginnen met het monteren van de lichtflessen in het dak van het dorpshoofd.
Een uur later is alles OK, en er is licht in de kamers! Nu afwachten of anderen in het dorp ook interesse hebben.
Brigitte, de kleuterleidster, en Nafisatou (ook ‘Yayi’ genoemd) zijn er helaas niet. De laatste naar het dorp van haar man, en neemt haar GSM niet op, Brigitte naar de stad (in een open vrachtwagen, die we eind van de middag kruisen wanneer we weer naar Segou rijden). Dus trekken we ons terug in de school met de twee overige leerkrachten: Daouada en Chakkah. We pakken alle dingen voor de school uit: prentenboeken, kleurboeken, kleurtjes, verf, pennen, slijpers, meters, thermometers, vergrootglazen, boeken voor de leerkrachten, oefeningen voor rekenen, ook de honderd sleutelhangertjes met lampje op zonnepaneeltje van de ING bank, etc. Alles wordt zorgvuldig bekeken, besproken en geordend.
Op het bord in de klas staat een Frans gedicht met als titel “Le bourgeon”, bedoeld voor ‘récitation’. Wij begrijpen de titel niet en de tekst ook nauwelijks. Is iets zoals de gedichten van Guido Gezelle bij ons (maar dan van véél mindere kwaliteit) – niet echt iets voor de 3de klas. Nafisatou, de lerares, heeft het ergens uit een Frans boek gekopieerd. Ze heeft het met goede bedoelingen gedaan, en natuurlijk ook uit armoede: er zijn hier gewoon geen boeken! Dus volgende opdracht voor ons is: eenvoudige, liefst ook grappige Franse gedichtjes opspeuren en toesturen.
Daarna picnic in de schaduw van een boom in de Bani-vlakte. We hebben brood en bananen, Nadie heeft sardines en een slaatje meegebracht, wij ook twee grote watermeloenen. Er is genoeg brood, ook voor de rondhangende kinderen.
En dan, heel opvallend: enkele kinderen uit de kleuterklas beginnen met de stukjes hout die van de klas schrijnwerkerij zijn overgebleven gelijksoortige patronen te maken als de leerlingen van de derde klas maken voor het fabriceren van stoelen. Het is echt een uitvinding: ineens hebben ze hier een ‘blokkendoos’! Waarmee duchtig gespeeld wordt. Zo eenvoudig kan de wereld plots zijn. Geen behoefte meer om lego uit Europa mee te brengen: afval van de les schrijnwerkerij!
De middag wordt gevuld met het verdelen van zaden voor de groentetuinen van de vrouwen. Het leeuwenaandeel ervan is door Marguerite geschonken. Mimi maakt duidelijk dat ze de zaden niet hoeven terug te betalen, maar dat het de laatste keer is dat we zaden schenken: vanaf nu moeten ze er zelf voor zorgen. Twee jaar geleden hadden we 100 boompjes gekocht: 50 citroenenboompjes – waarvan er GEEN ENKEL spoor meer te bekennen val, en 50 moringa-boompjes, waarvan er nog een 5-tal in (erbarmelijk) leven zijn… Als ze niet zelf voor hun planten zorgen, dan haalt het niets uit…
Er verzamelen zich een 25-tal vrouwen,
en natuurlijk een sliert kinderen, de stemming is natuurlijk uitgelaten.
Nadie moet eigenlijk de leiding nemen (in het Bamanan), maar doet dat nauwelijks, dus moet Mimi af en toe ingrijpen (wat dan weer vertaald moet worden) en een diepe mannenstem van Soumeyla blijkt ook wonderen te doen. Maar het loopt, zoals altijd in Mali, wel goed, en iedereen is tevreden. Ook Ali helpt met het verdelen van de poot-aardappelen. Aan het einde heeft Mimi voor iedereen nog biologische koekjes met sesamzaad, wat erg in de smaak valt, en er wordt gevraagd hoe je zo iets maakt. Dat wordt iets voor Sekou, de bakker. (Die heeft met zijn nieuwe inkomsten de gevel van zijn huis geschilderd: prachtig van esthetiek – helaas hebben we er geen foto van genomen. Ook interessant: hij liep vroeger altijd rond in sjieke hemden, nu in iets groezelige kleren – misschien heeft hij die hemden door zijn nieuwe status niet meer nodig. Bintou, zijn vrouw, daarentegen, loopt rond in veel mooiere outfits dan voordien.) Dus moeten we nu dat recept bij Sekou krijgen – hoe doen we dat?
We brengen nog een bezoek aan het échte dorpshoofd, die nu in Bamako woont, maar even op bezoek is: een oude, eerbiedwaardige man in een vlekkeloos wit gewaad. Hartelijk.
We nemen afscheid, we weten niet of we nog kunnen terugkomen voor ons vertrek. Er hangt ontroering in de lucht.
Uitvoerige groeten over en weer, en de jeep rolt terug door de savanne onder de stoffige avondzon, met af en toe in een put enkele kilo’s zand binnen in, voor gratis consumptie. Maar iedereen is stil. Het was een rustige maar mooie en gevulde dag.