Voorlopig laatste bezoek aan FintiguilaPreliminary last visit to Fintiguila

Voorlopig laatste bezoek aan FintiguilaPreliminary last visit to Fintiguila

23 januari 2012, ons laatste bezoek (voorlopig) aan Fintiguila, we vertrekken zonder Souleymane (die is in het buitenland) en na overleg met Nadia, zijn vrouw – maar ook met een enigszins zwaar gemoed: wat is er in die laatste maanden niet allemaal veranderd in het dorp! En daarvan moeten we nu voor enige tijd afscheid nemen.

We nemen twee metalen koffers mee, waarin men voedsel en waardevolle dingen (zoals boeken, papier, e.d.) kan bewaren tegen muizen en termieten, alsook zo’n 200 uitgeplante boompjes: 150 moringa en 50 citroenboompjes. Die gaan we eerst afgeven aan het dorpshoofd, die ons uitdrukkelijk bedankt. Oorspronkelijk was het Mimi’s bedoeling dat de moringa’s binnen het hekken van de gemeenschappelijke tuinen zouden worden geplant, zodat er een ring van bomen zou ontstaan (en waarmee we de produktie van de voedselrijke moringa-bladeren zouden kunnen beginnen). En dat elke vrouw een citroenenboom zou krijgen voor haar eigen erf, waarvan ze binnenkort dan ook citroenen zou kunnen plukken voor eigen gebruik in het gezin. Maar zo eenvoudig gaat dat natuurlijk in Afrika niet, want eerst moeten de mannen van het dorp hier hun zeg over doen. Dus ontstaat er meteen een palaver hoe men het aanplanten van die bomen gaat aanpakken: nee, vrouwen een eigen boompje, dat gaat de mannen te ver, alle bomen moeten in de gemeenschappelijke tuin worden aangeplant.

De mannen gaan de putjes graven waarin de boompjes moeten komen (alsof de vrouwen dat niet zelf kunnen…) en dan mogen de vrouwen ze in de grond steken. Dat putjesgraven gaat vanavond gebeuren, maar is natuurlijk de volgende ochtend nog steeds niet gebeurd. Maar goed, ze zijn een keer van goede wil en in de loop van de ochtend gaat het dan echt plaatsvinden. Hawa, onze vertaalster-assistente, zegt wel twintig keer tegen de mannen dat ze de putjes op een afstand van minstens 50 cm van de omheining moeten graven, maar dat is natuurlijk wel het laatste wat je als Afrikaanse man doet, luisteren naar een vrouw: dus staan nu de boompjes allemaal op 5 cm van de omheining, waardoor binnenkort de helft van de takken buiten het hek zal steken, uitstekend voer voor de geiten en schapen. Hawa zweert erbij dat ze de volgende week de mannen die putjes opnieuw – en nu op de juiste plek – zal laten graven, maar dat moet ik nog zien. In ieder geval staan er nu 200 bomen in de gemeenschappelijke tuin geplant. We zijn benieuwd hoeveel er daar nog van zullen staan wanneer we b.v. over een jaar terugkomen…

Maar het belangrijkste nieuws is wel dat een nieuwe juf voor de kleutertuin met ons is meegekomen: Brigitte (want een christene) is een jonge Malinese die van aanpakken weet, meteen werk ZIET en aan de slag gaat, spontaan vertaalt als mensen ons in het Bambara aanspreken (of omgekeerd), terwijl we daar bij Hawa om moeten bedelen (terwijl zij juist daarvoor betaald wordt!). EN: ze heeft ervaring als kleuterjuf. Binnenkort is hier een filmpje te bekijken van haar samen in de klas met haar peuters en kleuters. (Het internet is hier zo traag dat het uploaden niet lukt.) En ze besluit meteen de eerste dag al dat ze in het dorp blijft – een brommer heeft ze niet nodig, ze blijft gewoon. Het is een fantastische aanwinst, zo iemand als leerkracht in het dorp te hebben!! We speculeren erover of het komt dat ze christelijk is opgevoed in plaats van islamitisch, we hebben dat nog enkele keren gezien, maar daarvoor is onze steekproef toch wel wat te klein om te veralgemenen. In ieder geval pleit het weer voor Mali dat die vermenging van godsdiensten kan en op geen enkele vorm van verweer stuit. Ze heeft zelfs christelijk-Malinese (mooie) muziek meegenomen, en onze (moslim) chauffeur draait het de hele rit naar Fintiguila!

Verder loopt in het dorp alles gesmeerd: er zijn nu 2 tafeltjes aangekomen, gemaakt in een naburig dorp, de erste tafels in Fintiguila – helaas op de dag dat we vertrekken!… Maar wat een lust om het gasfornuis op een TAFEL te kunnen zetten in plaats van in het zand, en er nu bijna zeker van te kunnen zijn dat de kippen niet in de kookpot meer kunnen kakken…. Overigens zag ik een klein jongetje zijn grote behoefte doen vlak in de ingang tot de koer: vrij groen en waterig. Binnen de 10 seconden stonden de kippen het op te pikken – dezelfde kippen die straks met de mensen mee uit dezelfde teil eten en die het snot uit de neus van de kinderen komen pikken als ze slapen….

Nou ja, alles loopt gesmeerd: Mimi zag hoe maandagmiddag een jongetje met een dikke stok op de kop van een geit aan het slaan was en haar poten waarschijnlijk heeft gebroken – het dier was een beetje weerspannig toen het jongetje haar aan een paaltje wou vastbinden. Het dier wankelde en haar geklaag sloeg over. Dinsdagmiddag zien we Drahmane en Sedou een dode geit wegdragen. Niemand zegt iets, niemand vraagt iets, waarschijnlijk is het weer zoiets als ‘Dieu le veut”…. Diezelfde middag lig ik even op een bank te rusten, doe mijn ogen even dicht, maar 10 minuten later hoor ik zo’n kabaal vlak naast me dat ik ze weer open doe. Op de grond ligt een jongen van een jaar of 10, boven hem torent Kadisja die bezig is hem grondig af te rossen. Hier is de jonge, tengere Kadisha, die nooit wat zegt en alles goed vindt, die werkt als een paard, die nu tekeer gaat als een furie – ze schopt en slaat de jongen waar ze hem maar raken kan. Ik kan het doffe geluid van haar slagen op zijn rug en borst horen. Want vergeet niet: vrouwen hier hebben de kracht van een bokser: Kadisja hijst zonder problemen een jerrycan van 30 liter water op haar hoofd, en gaat dan naar huis, met in 1 hand nog een emmer water (en natuurlijk een kind op haar rug). De jerrycan op haar hoofd kan ik zelf nauwelijks optillen. Dus een mep van een vrouw hier is iets anders dan in Europa. Ik zie dat twee vrouwen toesnellen en Kadisja van de jongen af trekken, maar ook dan gaat zij door met slaan…. Wat als die vrouwen niet hadden ingegrepen? Dragen ze dan morgen een dood jongetje in plaats van een dode geit weg, en zegt of vraagt weer niemand iets, en denkt iedereen “Dieu le veut”?… Kindermishandeling in familieverband komt hier op grote schaal voor, en vaders die hun kinderen doodslaan is hier zo doodgewoon dat er openlijk over gepraat wordt. Een politie-onderzoek komt er nooit. Hoe zou de politie zich daarmee bemoeien? Die heeft er noch de opleiding voor (er bestaat geen politieschool in Mali, de opleiding is die van militair…, en dus kennen politie-agenten zelf de wet niet) en evenmin de personele en andere middelen. En de gemiddelde agent moet zorgen om voldoende boetes voor eigen rekening te verstrekken – om zijn gezin in leven te houden!

Later zit ik op de bank naast een vrouw (ik ken haar naam niet) met een kleine baby, ik vraag jongen of meisje en haar naam: Djelika, neem haar op de schoot bij mij en leg haar zo dat ze mij de hele tijd kan zien. Ze is hooguit 2 maanden oud, denk ik, en heeft nog helemaal niet de angst die kleine kinderen hier voor blanken hebben. Ik begin wat tegen haar te praten en onmiddellijk komt er reactie: lachen, mondbewegingen, geluidjes maken. Dus de kinderen hier zijn net als elders in de wereld: interactie activeert hen. Ik geef na een kwartier Djelika terug aan haar moeder die haar weer op de typische wijze in de arm neemt. En Djelika verzinkt opnieuw in haar lethargie, de lethargie die dit hele land in zijn greep houdt….

Samen met Daouda heeft Mimi nu alle kinderen ‘gesorteerd’ in de 3 klassen: 2 van de lagere school (samen 80 kinderen) en 46 (!) kinderen in de kleutertuin. Er worden weer wonden geheeld en zieken verzorgd, er is ‘s avonds een causerie voor de vrouwen, en we brengen afscheidscadeautjes naar het dorpshoofd. Het afscheid nemen valt niet mee – gelukkig (in zekere zin) valt er niet veel te zeggen, want we verstaan elkaar niet. Maar twee dingen maken mij overgelukkig: ‘s middags ben ik bezig ons tentje leeg te maken en de kinderen van de kleutertuin (er is alleen ‘les’ in de ochtend) komen in groep naar me toe: “Willie, Willie,….!” en beginnen voor mij de typische bewegingen voor te doen die ze intussen goed uit de gym-les kennen (want elke ochtend onder leiding van Daouda oefenen). Ik zou enkele extra oefeningen met ze kunnen gaan doen, maar moet uitkijken met mijn energie – en ik moet zelf zorgen dat ik gezond en wel kan blijven functioneren. Dus zeg ik: “Awo, sini sogoma!” (Ja, morgen ochtend!) Tegelijk beginnen andere kinderen handbewegingen te maken dat we een spelletje ‘bikkelen’ kunnen spelen. Maar ik denk, ja, maar je moet met elkaar spelen, niet met mij, dat is natuurlijk aantrekkelijk, met een blanke te kunnen spelen. Maar wie schetst mijn verbazing wanneer ik een kwartier later terugkom om spullen uit de tent te halen, en de hele groep van zo’n 20 kinderen onder de boom ernaast in het zand zit … te bikkelen, en volgens de regels van het spel: om beurten met de steentjes gooien en niet meteen elkaar het hoofd inslaan. Ik ben met verstomming geslagen. Dit is het mooiste afscheidscadeau dat ik me had kunnen indenken: kinderen houden van de turn-lessen en hebben geleerd om samen rustig te spelen – en dat op enkele maanden tijd. Ik had niet gedacht dat het mogelijk was!… Daarvoor ben ik oneindig dankbaar.

Op de terugreis nemen we nog alle beelden van de prachtige baobabs in ons op: het is voor een hele tijd dat we ze niet meer zullen zien…23 January 2012, our last visit to Fintiguila, at least for the time being. We leave Segou without Souleymane (who is abroad for business) and after having planned the trip with Nadia, his wife – but also with a heavy soul: how many things have changed in the village (and in our lives) during the last few months! And now that comes to a preliminary end: in a few days we will fly back to Europe.

We take two metal cases with us, to store food and things like books and paper, to guard against mice and termites, plus some 200 tree-plants: 150 moringa and 50 lemon trees. We immediately take these to the village chief, who thanks us explicitly for our help. Originally Mimi had planned to plant the moringa trees along the inside of the fence around the communal vegetable garden so that a ring of trees would grow (which would also allow the production of the nutritious moringa leaves), and to give each woman a lemon tree for her own courtyard, so that she could soon pick lemons for her and the family. But things aren’t just that simple in Africa, because first the men must approve such a scheme. So within minutes a long palaver starts how to organize the thing, because, no, a woman with her own tree in her courtyard, that is not an option that men can approve of. So the conclusion is: all trees must be planted in the communal vegetable garden! There goes Mimi’s plan.

The men will dig the holes for the trees tonight and then the women can plant them tomorrow morning, that is the decision taken. But of course the next morning the men haven’t done what they promised. But OK, for once they are of good-will and in the course of the morning the great event of digging the holes is going to take place! Hawa, our translator-assistant, tells them a dozen times that the holes have to be at least 50 cm away from the fence, but of course that is the very last thing a Malian man will do: listen to a woman. So now all trees are at a mere 5 cm from the fence, meaning that soon all the young twigs that grow through the fence will be dinner for goats and sheep. Hawa vows that she will have them removed and put in the right place next week, but we will have to see that. In any case the communal vegetable garden now has 200 trees – we are quite curious how many will still be there if we return in – say – a year…

But the most important news that we have found a new nursery teacher: Brigitte (a Christian name, because that is her religion) is a young Malian woman who knows about work: she actually sees what there is to do and does it, spontaneously translates into French when people from the village address us in Bambara (something we have to BEG Hawa to do, in spite of the fact that she is getting paid to do exactly that!) AND: she is an experienced nursery teacher. (We’ll have a short movie of her with her children in class here shortly, but the internet is so slow here that it is virtually impossible to upload movies.) And she decides next day that she is going to stay. She does not need a motor bike because she has no intention to go to Segou regularly. She could be a fantastic gain for the village!! We speculate whether her attitude has to do with her (Christian instead of muslim) religion – we have seen a few other cases like this, but certainly our sample is far too small to generalize! In any case it is yet another sign of the tolerance of Malian society that this mix of religion causes no friction at all. Brigitte brought Christian-Malian music and the (muslim) driver plays it all the way to Fintiguila for over two hours, no problem.

In the village everything runs its course. But now two table (commanded by us) have arrived, the VERY first tables in Fintiguila – alas arriving on the day we have to leave…. But what a joy (and what a comfort) to be able to put the gas stove on a TABLE instead of in the sand, and be almost sure that the chickens will this time NOT shit in the cooking pot…. BTW, I saw a small boy defecating just at the entrance of the courtyard: he produced a rather slimy green puddle which was immediately pecked up by a hoard of chickens – the very same chickens who will later in the day peck from the same bowl from which people eat, and who will peck the snot from the nose of a sleeping child – the separation of humans and animals is certainly a next high priority to be set for the village. But how to attain it?

Well, ‘everything runs its course’: Mimi saw how Monday afternoon a young boy kept hitting a goat on the head with a heavy stick, and perhaps broke its legs, because it resisted a bit being tied up to a pole. The animal wobbled and her wailings skip to the other goats. Tuesday afternoon we see Drahmane and Sedou carrying away a dead goat. Nobody says anything, nobody asks anything, presumably it is again something of ‘Dieu le veut”….

That same afternoon I am having a rest on a bench, closing my eyes for a few minutes, but am woken up soon afterwards by a bustle: when I open my eyes I see a few metres from me a boy of some 10 years old lying on the ground, with Kadisha towering above him, hitting him as hard as she can where she can. Here is young, frail Kadisha, who never complains or never indeed says anything, who works like a horse, now raging like a fury – I can hear the hollow thuds of her fists on his back and breast. Because don’t forget, women here have the force of a professional boxer. Kadisha puts a 30 liter jerrycan on her head and walks home with it with a pail of water in one hand (and of course a baby on her back). That jerrycan I can hardly lift to pour water out of it. So an uppercut of a woman here is something else than in the West. I see two women rushing to pull Kadisha from the boy but even then she tries to hit him hard… What if the women hadn’t intervened? Would they carry away a dead boy tomorrow, like a dead goat? En will nobody say or ask anything, everyone thinking “Dieu le veut”?…  Physically injuring children is widespread in Mali, and fathers who kill their own children is not so unusual here that it is a topic that will never turn up in conversation. Nobody hesitates to mention it. A police investigation in such child murders is unheard of. How would the police intervene? They have neither the means (their training is a military training, police officers do not even know the law) nor the motivation: the average constable is busy enough raking together illicit fines in order to be able to feed his family!

Later I am still sitting on the bench (the major pastime for men in Mali!) next to a woman of the village (I don’t know her name) with a small baby in her lap. I ask boy or girl: Djelika – I take her on my knees in such a way that we look at each other – she is barely 2 months old and hasn’t got that fear for whites that older children usually have. I start ‘playing’ with her, and she reacts instantly: smiling, mouth movements, making sounds. So children here are exactly as elsewhere in the world: interaction activates them. After a quarter of an hour I give Djelika back to her mother, who puts her in her arm again in the typical way mothers hold their children here – without any interest. And Djelika slips again into her lethargy, the same lethargy that keeps the whole of the country in its grip.

Together with Daouda, the teacher, Mimi has now sorted out all children in their respective 3 classes: 2 in elementary school (a total of 80 children) and 46 children in kindergarden. We heal wounds and treat headaches, in the evening there is again a ‘causerie’ for women, in which future developments in the vegetable gardens are discussed, next to nutritional practice for toddlers, and we bid good-bye to the village chief, bringing him some small presents of our own. Bidding good-bye to the people of the village is not easy – in a certain sense it is now a blessing that we don’t understand each others’ language. But two things make me more than happy: in the afternoon I am clearing our little tent and a large group of kindergarden children (they only have class in the morning) approach me: “Willie, Willie,….!” and begin to display the movements they have meanwhile learned in the (free) morning sessions of physical education (now taken over by Daouda). I could engage in a few extra exercises with them, but reflect that I have to be careful with my energies – I have to especially take care that I can continue to function. So I tell them: “Awo, sini sogoma!” (Yes, tomorrow morning!) in my poor Bamanankan. At the same time, some of the children make hand movements indicating they want to play a game of knucklebones, a game I have taught them. But yes, I muse, very well, but you have to play among yourselves, playing with an adult white man is of course attractive. But who imagines my surprise when I return 15 minutes later to get further things from the tent, that a group of about 20 children is sitting in the sand under the tree … playing knucklebones in a disciplined way, throwing the dice taking turns and not bashing each others’ heads in. I am full of consternation. This is the most beautiful farewell present I can imagine: the children love the discipline of physical education and have learned to quietly play with each other – and that in just a few months’ time. I had never thought that this would be possible. I am deeply grateful for this.

Driving back to Segou through the savannah we absorb all images of the majestic baobab trees, which we will now miss for a while….

One Reply to “Voorlopig laatste bezoek aan FintiguilaPreliminary last visit to Fintiguila

  1. C’est dommage que ce site ne soit pas traduit en français. Ce serait bien si vos partenaires à Ségou pouvaient lire ce que vous écrivez et surtout comment vous interprétez les choses!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *