Midden in Mali
In het Cultuurhuis De Warande vindt van 11.11.2015 tot 10.01.2016 een aantal manifestaties rond Mali plaats. Hieronder vindt u de informatie over de diverse activiteiten.
midden in
MALI
DE WARANDE TURNHOUT
www.warande.be 014 41 69 91


algemeen geografisch / klimatologisch
Mali is een groot en vlak land in West-afrika – ongeveer 40 x groter dan België, of de helft van kongo. Het ligt in het hartje van de Sahel, in de overgangszone tussen de Sahara en het tropisch woud. Daardoor is het er nagenoeg steeds droog en warm, om niet te zeggen bloedheet – met temperaturen die kunnen oplopen tot boven de 40 graden.
Maar niet het hele jaar door: er is een droge periode van oktober tot mei en een vochtige van juni tot september.Toch is er het hele jaar door water. De Niger, één van de langste rivieren van Afrika, doorsnijdt het land van west naar oost. Krokodillen zie je er niet meer in, ook geen nijlpaarden: dat is niet te wijten aan de grote hongersnood van de jaren 70-80 toen alle vis en wild werd opgegeten, maar aan het ontbreken van efficiënte waterzuiveringsinstallaties in de grote steden, die hun rioolwater onverdund in de Niger lozen.
Toch blijft de Niger de levensader van Mali: hij levert voedsel (vis) en goedkoop transport per boot. Omdat hij niet gekanaliseerd is, is hij zeer ondiep, waardoor hij steeds bevaarbaar blijft voor prauwen, maar niet voor zwaardere motorschepen. De jaarlijkse overstromingen van de Niger en zijn bijrivieren zorgen echter voor vruchtbare oevers, waarop de Malinezen hun moestuintjes verbouwen.

Bevolkingsgroepen en Beroepen
Van oudsher zijn de bewoners een mengelmoes van verschillende ethnieën. De nationale leuze is dan wel ‘één volk, één doel, één geloof’, in de praktijk is de Malinese samenleving een lappendeken van verschillende volkeren en talen…
Zo nemen de Bambara, Malinké en Soninké zo’n 50{e9940e0c02f8d96d21e6f25569fda7b5198e19dfa9031a0585a9ae16fa7c9142} in van de totale bevolking in (16,5 miljoen inwoners + 3 miljoen in het buitenland, vooral Frankrijk), die hoofdzakelijk van de landbouw leven, maar intussen ook in steden als Bamako, de hoofdstad, Ségou en Mopti. Grote groepen Peul of Fulani (17{e9940e0c02f8d96d21e6f25569fda7b5198e19dfa9031a0585a9ae16fa7c9142}) leven van de veeteelt, die over het hele land verspreid is. Kleinere groepen worden gevormd door de Sénoufo (9{e9940e0c02f8d96d21e6f25569fda7b5198e19dfa9031a0585a9ae16fa7c9142}), Songhai (6{e9940e0c02f8d96d21e6f25569fda7b5198e19dfa9031a0585a9ae16fa7c9142}), en Touareg (3,5{e9940e0c02f8d96d21e6f25569fda7b5198e19dfa9031a0585a9ae16fa7c9142}). De Bozo zijn waarschijnlijk de oudste bewoners van het land: samen met de Somono leven ze van de visvangst en de botenbouw.
Je vindt ze vooral langs de Niger. De Dogon zijn bekend omdat ze tegelijk hun oude animistische cultuurtradities bewaard hebben én een hoge ethische levensstandaard beoefenen: ze wonen in een vrij onherbergzaam maar prachtig rotsachtig gebied, dat graag door toeristen bezocht werd.
De Touareg in het noorden van Mali werden vroeger ‘Blauwe mannen’ genoemd omdat hun blauw gekleurde kleding kleursporen naliet op hun huid: ze hebben ook een lichtere huidskleur dan de zwarte bevolkingsgroepen, omdat ze afstammen van Berbers in Noord-Afrika. Ze leven nog steeds van de handel (vroeger zout en slaven, nu van hun fijn afgewerkte handarbeid in leder en metaal). Een aantal onder hen wil zich nog steeds van de zwarte bevolking afscheiden en een eigen staat stichten in Noord-Mali. Destijds waren de Bella’s de ‘huisslaven’ van de Touareg. Al deze verschillende bevolkingsgroepen hebben hun eigen culturele gewoontes: geen kleintje om het iedereen naar de zin te maken in een één gemaakte staat!…
Dorpsvrouwen aan het werk dat uiterst veelzijdig en bijzonder zwaar is (geen elektriciteit, geen zuiver lopend water) naast beroepsactiviteiten als pottenbakken, enz…

Taal, geschiedenis en godsdienst
Al deze bevolkingsgroepen spreken hun eigen taal, maar vaak ook die van een andere bevriende bevolkingsgroep. De gemeenschappelijke voertaal is nog steeds het Frans, een herinnering aan het Franse bestuur tussen 1855 en 1960. Toch verstaan en spreken heel wat mensen het Bamanan (35{e9940e0c02f8d96d21e6f25569fda7b5198e19dfa9031a0585a9ae16fa7c9142}).
De geschiedenis van het land van de 14de tot de 19de eeuw is bekend uit de kronieken van Arabische schrijvers, maar vooral uit de verhalen van griots of jali’s: dat zijn muzikanten en zangers, die van generatie op generatie hun verhaal en visie op de geschiedenis doorgeven. Vooral de Bambara, Soninké en Malinké hebben het ontstaan van het grote Mandé-rijk bezongen – zoals vroeger de troubadours aan de Europese hoven. Hierdoor is een schat aan verhalen én muzikale traditie bewaard: dat geheel vormt het kloppend hart van de Malinese cultuur.
Het belangrijkste heldenepos heet Sunjata (14de eeuw). De Vlaamse musical Sunjata – een W@=d@ ketnetproductie – ging precies over dit eeuwenoude Malinese verhaal, waarin de zwaar gehandicapte en sociaal verstoten koningszoon, Sunjata Keïta, zijn hindernissen overwint en uiteindelijk de eerste koning van het Mali-rijk wordt (1190-1255).
Maskers spelen een belangrijke rol in deze verhalen… Zij waren de deur waarlangs de mensen in aanraking kwamen met goden en geesten. Je behandelt ze dus best met eerbied – of het kan je duur te staan komen! Het geloof in de kracht en de macht van de maskers is sinds de komst van de Islam verminderd, maar nog steeds niet uitgestorven. Integendeel, je kan maar beter op alle paarden tegelijk wedden… Zo is er een minderheid van zo’n 3{e9940e0c02f8d96d21e6f25569fda7b5198e19dfa9031a0585a9ae16fa7c9142} christenen, maar ook moslims (zo’n 90{e9940e0c02f8d96d21e6f25569fda7b5198e19dfa9031a0585a9ae16fa7c9142} of meer) laten hun kinderen wel eens dopen om hen daarna naar christelijke scholen te sturen. Tot op heden heerste er daarom een grote godsdiensttolerantie in het land – grote uitzondering daarop zijn enkele kleine extremistische groeperingen.
De moskeeën werden tot voor kort in leem gebouwd. Jaarlijks kregen ze tijdens het droge seizoen een onderhoudsbeurt: die bestond uit het aanstrijken van de muren met een extra leemlaag. Aan die klus nam de hele gemeenschap deel: iedereen bracht leem aan in grote korven, manden of oude kalebassen. de mannen klommen op de muren van de moskee – een makkie, want overal steken er balken uit de muren – en bestreken vervolgens de muren van boven tot onder met natte leem. Die laag hechtte zich aan de oude laag en de moskee kon er weer voor een jaar tegen. Het kneden van de leem is echter andere koek en hard labeur voor wie die klus mag klaren.


Wonen in huizen met piepkleine of geen vensters
Traditioneel leven de Malinezen in huisjes van leem onder daken van hout en stro: er is immers weinig steen te vinden in het land, uitgezonderd op het rotsplateau in het Dogon-gebied. Die huisjes zijn er nog steeds, maar hoe langer hoe minder: met hun 40 cm dikke muren bieden ze een uitstekende bescherming tegen de hitte in de zomer en de koude in de winter.
Zo’n huisje wordt in het droge seizoen opgetrokken, zodat de leemstenen van ongebakken klei goed uitgehard zijn tegen het regenseizoen. Koken gebeurt nooit in huis, maar buiten op een houtskoolvuurtje op de binnenkoer.
In de steden leven de meeste Malinezen in huizen van cementsteen – vaak onder een dak van zink of beton: daaronder is het in de zomer bloedheet en in de winter ijskoud!
Niet iedereen is handig genoeg om zo’n lemen huis te bouwen. Je hebt goede metselaars nodig om het platte houten dak waterdicht te krijgen – precies omdat het niet zo vaak regent en het dak het hele jaar door als dakterras wordt gebruikt. Maar àls het regent, kan het behoorlijk stormen! De juiste mengeling van leem, water en toeslagstoffen – onder meer gierstafval na de oogst – moet worden gerespecteerd. In Vlaanderen werd hiervoor vroeger stro gebruikt.
De meest beroemde lemen stad is niet Timboektoe, maar Djenné, waarvan alle huizen nog steeds uit leem zijn opgetrokken. Vooral de moskee is wereldberoemd, omdat ze het grootste lemen gebouw ter wereld is: zowel de stad als de moskee zijn werelderfgoed, dat onder de bescherming van de Unesco staat.

De kleren maken de man en de vrouw!
Raar maar waar: wanneer de zon hard schijnt, ben je beter af door je aan te kleden dan in je blootje te lopen. Loshangende lichte doeken zorgen immers voor een beetje luchtcirculatie wanneer je je beweegt. Traditionele kledij is daarom ‘frisser’ dan een modern t-shirt, zeker als dit van synthetisch materiaal is gemaakt.
Maar anders dan je zou verwachten, is het in de winter in Mali soms zo koud dat je flink wat katoenlagen aan hebt. En je een sweater of hoed kan je best verdragen. Vrouwen dragen zowel in de winter als in de zomer een elegant geknoopte hoofddoek… Malinezen zijn bijzonder fier op hun voorkomen. Alleen kinderen, die in de steden naar privé of christelijke scholen gaan, dragen een uniform.
Man en vrouw, jong en oud, iedereen houdt van kleur! Bonte kleurencombinaties komen ook prachtig uit tegen de vale kleuren van lemen of niet geschilderde huizen in cement. Dat was vroeger anders: er was dan wel veel katoen om mooie stoffen te weven, er waren nauwelijks kleurstoffen zoals nu (maar dat was ook zo bij ons in het Westen).
Het warme, deels droge, klimaat van Mali maakt dat er van oudsher katoen is geteeld voor eigen gebruik, maar ook voor de export. Traditioneel spinnen de vrouwen de katoenbollen (de vrucht van de katoenbloem) met een tol, en de mannen weven de stoffen op een klein bandgetouw tot stroken, die niet breder zijn dan 10 à 15 cm. Die worden aan elkaar genaaid en zo ontstaan de bandweefsels waaruit loshangende kleren werden gemaakt – boubous voor de mannen, pagnes voor de vrouwen.
De oudst bewaarde pagnes of heupdoeken werden geheel of gedeeltelijk met natuurlijk indigo geverfd: dat is afkomstig van de bladeren van de indigoplant, gala in het Bamanan (de wetenschappelijke naam is Indigofera tinctoria).
De bereiding voor de verving vraagt echter veel tijd en aandacht: de bladeren moeten lange tijd koken en ook hier is de juiste dosering van de toeslagstoffen belangrijk. Noteer dat ook hier in Vlaanderen destijds de wedeplant gekweekt werd om ‘kielen’ blauw te verven: dat waren een soort losse overgooiers die de boeren op het veld droegen, maar ook de arbeiders in de 19de-eeuwse steden zolang er nog geen ‘overalls’ waren, en … zolang er nog geen synthetisch indigo was uitgevonden.
Sinds de uitvinding in 1880 van ‘synthetisch of chemisch indigo’, galanin in het Bamanan, wordt nog nauwelijks gebruik gemaakt van natuurlijk indigo om stoffen te verven. Deze moderne verfstof werkt gemakkelijker en sneller, maar is jammer genoeg zéér vervuilend voor de bodem en het grondwater, waarin deze terecht komt wanneer de stoffen gewassen worden. Dat is ook de reden waarom nu alle jeans in China of Indië worden geverfd, en niet langer in het Westen, dat die milieu-vervuilende fabrieken niet langer op zijn grondgebied wil (tenzij deze fabrieken alles in het werk zouden stellen om die schadelijke stoffen te vernietigen nog voor ze de fabriek verlaten, maar omdat dit zoveel kost, zouden de prijzen van jeans enorm stijgen.) Ook in Mali wil men intussen snel werken en dus worden ook daar ‘traditionele’ indigo stoffen niet langer op traditionele wijze geverfd… ook niet in Dogon-gebied!
Een andere eeuwenoude traditie bestond erin om stoffen te kleuren met gefermenteerde of gekookte bladeren of schors van bepaalde bomen. die techniek heet basilan in het Bamanan. De bladeren van de ngalama (= de Anogeissus leocarpus) voor okertinten en de schors van de wôlô boom (= Terminalia macroptera) voor roodbruine tinten worden het vaakst gebruikt. de bereidingswijze kan warm of koud gebeuren.
Tussen haakjes: ook in Vlaanderen en Zeeland werd vroeger op grote schaal meekrap gekweekt, voor de wortels. Daarmee konden weefsels dieprood worden geverfd.
Even terzijde: de rode verfstof van de wôlô boom bevat stoffen die desinfecterend werken: dat kan verklaren waarom jagers maar ook pas besnedenen vroeger pagnes in deze kleur droegen. Ook de ngalama, de eeuwig groene Afrikaanse berk, heeft niet alleen antibacteriële en antischimmel kwaliteiten, het is ook een sterke antioxidant. Allemaal bijzondere eigenschappen: alleen doet Afrika en Mali in het bijzonder geen onderzoek naar de helende en farmaceutische eigenschappen van haar bomenbestand… Daarvoor ontbreken de financies, en intussen wordt massaal verder gekookt op houtskoolvuurtjes!
Gelukkig is een begin gemaakt met de aanplanting van een groene bomengordel ten zuiden van de Sahara, die de verdere verwoestijning van de Sahel moet tegen houden. In Mali wordt rekening gehouden met een bufferzone van 15km breed en 886km lang. Er is werk aan de winkel…


Verven met modder!
Om het milieu te sparen kan je maar beter met modder verven… zeker in Mali! Het is een oud gebruik dat waarschijnlijk door toeval is ontstaan: iemand heeft ooit gemerkt dat je van moddervlekken op je kleding beter een mooie tekening kunt maken dan die proberen weg te wassen, want dat lukt toch niet. In modder zitten zoveel andere stoffen dan ‘zuivere’ aarde of klei, bijvoorbeeld as van de vele houtskoolvuurtjes, maar ook ijzerrestanten van het vuur van de plaatselijke smid. Zo’n modderbad geeft een donkere, bijna zwarte, verkleuring – vandaar de naam bogolan (letterlijk ‘modderverkleuring’: bogo betekent ‘vuil’ of ‘modder’ en lan ‘resultaat’). Anders dan vroeger wordt de modder in de huidige ateliers zorgvuldig ‘geprepareerd’.
Er zijn twee wijzen waarop een moddertekening op doek wordt gezet. In het eerste geval gaat het om een negatieve tekening (lichte tekening op donkere grond)
– in het tweede geval om een positieve tekening (donkere tekening op lichte grond), maar in beide gevallen is de tekening slechts aan één zijde zichtbaar, voor en na het spoelen en drogen van de stof.
Bij de eerste werkwijze werd het doek eerst volledig in de modder gedrenkt en schraapte men nadien met een scherp ijzeren staafje de tekening uit de modder, waardoor de kleur van het oorspronkelijke doek weer tevoorschijn kwam. De tweede methode bestond er precies in om met een fijn borsteltje of spatel op het doek te schilderen.
Intussen is Mali niet langer een toonbeeld van traditie – integendeel: hoe meer monden moeten worden gevoed, hoe sneller het werk moet worden afgewerkt. Zo wordt de lichte tekening niet langer verkregen door het schrapen met een spatel, maar door het aanbrengen van een mengsel van zeep en bleekwater op de basilan of bogolan! Dit bleekmiddel werd traditioneel op basis van planten gemaakt – tegenwoordig kun je het kopen… Ook wordt gebruik gemaakt van sjablonen, zodat bepaalde patronen snel en accuraat kunnen worden gereproduceerd.

Betekenis van de motieven
Niet alleen de techniek, ook de motieven hebben een grote evolutie doorgemaakt: hadden de vroegste tekeningen te maken met geboorte, initiatie, huwelijk en dood, geleidelijk aan werden de motieven eenvoudiger, repetitiever, groter, abstracter en viel de boord van de pagne weg. Dat betekende meteen dat de traditionele pagne plaats maakte voor interieurtextiel met dekens, overtrekken, plaids, gordijnen, kussenslopen, tafelkleden en –lopers, maar ook voor handtassen en foulards, enz.
Zo kregen aanvankelijk betekenisvolle motieven een louter decoratieve functie.
Het verlies aan zingeving is natuurlijk jammer, maar dat is een universeel gegeven: ook in het Westen heeft een kruisteken zijn betekenis verloren en zal men eerder aan een kruispunt dan aan het beeld van een gekruisigde christus denken.
Typische traditionele motieven kunnen eenvoudig maar ook complex zijn: golvende lijnen staan voor water, maar ook het teken van de krokodil want die wijst de weg naar het water en brengt dus geluk! Een ‘visgraat’ kan de betekenis dragen van ‘ruggengraat’ en dus van fysieke en morele kracht! Een kromme lijn staat voor het ‘leven’: iedereen kan wel een duidelijk doel voor ogen hebben, maar de weg om dat doel te bereiken is meestal niet zo rechtlijnig! Een diagonaal kruis staat dan weer voor de levenskeuze, waar je voor de éne of voor de andere weg moet kiezen en waardoor je niet anders kan dan een offer brengen, wat meteen richting ‘zelfopoffering’ gaat. Maar opgelet! … een kruisteken met telkens een punt tussen de benen van het kruis staat voor de uier van een koe en wenst je dus een goede veestapel toe! Niets is dus wat het lijkt!

Van ‘in situ’ naar ‘in mundo’
Niet alle Malinezen blijven in Mali. De ‘roots’ zijn dan wel heel sterk, de lokroep om de wereld te verkennen en ervan te proeven is er niet minder om. Intense en diepgaande internationale contacten kunnen naar een andere beleving van de wereld, de natuur en de eigen cultuur leiden. Dat onderzoek kan uitmonden in een afwijzing van de eigen cultuur, maar evenzeer in een zoektocht naar de kern van de eigen ‘roots’ en naar een herinterpretatie van de traditie van het verven met natuurlijke kleuren of naar de waarde van een ecologische omgeving en productiewijze. Op dat ogenblik wordt een omgekeerde beweging gemaakt: tegen alle externe druk in wordt het werk vertraagd, de zeep en het bleekwater gaan de kast in en de motieven of het beeld ondergaan een diepe transformatie – zowel in de ruimte als in de tijd. Het eindproduct wordt niet langer op de ‘markt’ verkocht, maar in een galerie. Kortom, wat begonnen is bij kleding, daarna geëvolueerd is naar interieurstoffen, is uitgekomen bij vrijstaande kunst – en dat zonder de eigen cultuur en traditie te verraden – integendeel te herwaarderen.

Malinezen gezien door Vlaamse ogen
De Malinese fotograaf Seydou Keita wordt algemeen beschouwd als de grondlegger van de fotografie in Afrika. In de jaren ’50 van de vorige eeuw fotografeerde hij zijn Malinese modellen op de zelfde wijze waarop Europeanen aan het begin van de 20ste eeuw geportretteerd werden: hij liet hen in zijn fotostudio poseren, daarbij bloedernstig kijkend. Dit was toen revolutionair, omdat het de eerste keer was dat Afrikanen op dergelijke wijze in beeld gebracht werden – en niet als curiosum neergezet. Vijftig jaar later heeft de Belgische fotograaf Sebastian Schutyser
zijn eigen reeks portretten van Malinezen gemaakt. In de dorpen waar hij passeerde liet hij de bewoners telkens voor een lemen muur poseren. Van kind tot bejaarde, van dorpshoofd over muzikant tot bedelaar. Allen kijken ze recht in de lens van zijn grootformaatcamera waarachter hij zelf onder het zwarte fotodoek plaats nam. Het is een reeks kleurrijke en waardige portretten geworden.
Griots en griottes!
Het verhaal, de taal is slechts de helft van wat de griot (dichter, lofzanger en muzikant) of de jali meedeelt. De andere helft is de muziek, die in Mali een bijzonder rijke traditie heeft. Dat alle liederen over de grote emoties van het leven – geboorte, liefde en dood – gaan, daarin verschilt de Malinese cultuur niet van andere tradities. Bijzonder is dat ze ritmisch en melodisch voortbouwt op een eeuwenoude muziektraditie die in de loop van de tijd nauwelijks is gewijzigd. Er wordt nog steeds op dezelfde instrumenten gespeeld als in de 14de eeuw en nog steeds wordt zowel de lof op, als de afkeer van mensen bezongen, en dat op zo’n indringende wijze dat de Malinese muziek wereldwijd aanhangers heeft gekregen. Daaruit zijn legendarische samen-zangen ontstaan met een heel eigentijds akoestisch en melodisch palet (Ali Farka Touré en Ry Cooder). Ook de Amerikaanse blues blijkt schatplichtig aan de Malinese muziek (Kar Kar).
Niet minder kritisch is Salif Keïta, die als erfgenaam van het Malinese koningshuis geen griot mocht worden volgens het Malinese kastenstelsel.
Geboren als albino zou hij immers ongeluk brengen over zijn familie – reden waarom hij al jong verstoten werd en vroeg in het buitenland terecht kwam. Banneling in eigen land, bouwde hij een lyrisch-intimistisch liedrepertoire op, waarmee hij de Malinese zang naar een hoogtepunt voerde en wereldwijd bekendheid verwierf. Vaak begeleidt hij zichzelf op gitaar of laat hij zich begeleiden op een traditioneel instrument, hetzij de kora (een soort harp met 21 snaren en een kalebas als klankkast), de balafon (te vergelijken met de marimba), de ngoni (luit) of de djembe (percussie).
Opvallend is dat de griottes niet onder doen voor de griots: ook bij hen wordt de zangtraditie doorgegeven van moeder op dochter (Oumou Sangare). Vaak uiten deze dames flink wat kritiek op de oude patriarchale structuren binnen de Malinese samenleving (gearrangeerde huwelijken, vrouwenbesnijdenis, veelwijverij…) – kritiek die hen bij de Afrikaanse vrouwen populair maakt, maar minder bij de Malinese mannen!

MIDDEN IN MALI
11.11.2015 tot 10.01.2016
Luifelzaal, de Warande
Inhoud van de tentoonstelling
- Antieke bogolan stoffen – Indigo & basilan-bogolan
De oudst bewaarde Malinese stoffen werden in de rots-graven op het plateau van het Dogon gebied terug gevonden. De vondst van dergelijk oud textiel is zeer uitzonderlijk. Het textiel dateert immers uit de 11de en 12de eeuw en werd in de zestiger jaren onder de leiding van een Nederlandse antropoloog uit de rotsen gehaald, waar het vermoedelijk als grafgift in aardewerk potten werd bijgezet. Uit dank gaf het Nationaal Museum van Bamako een belangrijk deel ervan in bruikleen aan Nederland. Deze katoenen weefsels zijn van uitzonderlijke kwaliteit – zowel door hun dichte en complexe binding als door hun kleur, meestal indigo. Het verven werd vroeger steeds door vrouwen uitgevoerd en nagenoeg elk West-Afrikaans dorp had zijn eigen verfsters. Een goed verfbad was en is steeds het resultaat van een complex gistingsproces, tenminste bij gebruik van natuurlijk indigo. Sinds de 19de eeuw wordt ook in Mali veel gebruik gemaakt van synthetisch indigo.
Franse verzamelaars brachten in de jaren ’30 van de 20ste eeuw heel wat materiaal mee uit hun kolonies in Afrika. Dit materiaal kwam meestal terecht in het Musée de l’Homme – intussen het briljante Musée du Quai Branly (Parijs). Zo ook de ‘pagnes’ (heupdoeken) in deze tentoonstelling. De zwarte tekening die ofwel uitgespaard ofwel opgetekend is, werd verkregen door het textiel met modder te bewerken (‘bogo’ betekent modder). Niet alleen in Mali werden deze pagnes gemaakt, ook in Senegal, Burkina Faso, Guinea en grote delen van West-Afrika. Aan deze stoffen werd eerst een grondkleur gegeven door onderdompeling in baden met natuurlijke materialen als bladeren of boomschors, waardoor ze varieerden in kleur tussen gelig oker en oranje bruin (‘basilan’). De symboliek van hun tekening was aangepast aan de bestemming: jacht, besnijdenis, geboorte of dood.
Eigentijdse bogolans, Boubacar Doumbia (Segou, ° 1954)
6 jonge kunstenaars vormden in 1979 na hun opleiding aan het Institut National des Arts de Mali (INA) in Bamako de groep KASOBANE (het woord is samengesteld uit de beginletters van hun 6 namen). Ze vestigden zich in Segou en bliezen de oude techniek nieuw leven in. Van deze zes is alleen Boubacar Doumbia overgebleven – de andere kunstenaars hebben hun eigen weg vervolgd. Doumbia zette echter door met een meer eigentijdse benadering van de traditionele techniek samen met een toegewijd atelier van medewerkers, die hij zelf opleidde en die hij nog steeds inspireert.
Werd er aanvankelijk nog gewerkt met lappen aaneengenaaid bandweefsel (afkomstig van zo’n 27m lange en 12 cm brede rollen bandweefsel), dan werd er al snel overgeschakeld op een meer gevarieerd en uitgebreider gamma handgeweven stoffen van kleiner en groter formaat, die een minder ruw uitzicht hebben. Tegelijk evolueerden de composities van minder verschillende naar eenvoudiger en grotere motieven.
Vanaf de jaren ’90 breidde hij het gamma aanzienlijk uit met de innovatie van interieurtextiel, waardoor de afzetmarkt vergrootte – niet in het minst door het toenemend aantal toeristen. Contacten met Parijse galerieën en designers zorgden voor nieuwe impulsen en kruisbestuivingen.
Toch blijft N’DOMO, de naam van het huidige productiehuis, trouw aan zijn roots: een aantal vrouwen werkt immers geheel volgens de traditie binnen het moderne productiehuis en maakt nog steeds bogolans volgens de oude methode, ongeacht de aanpak van de jonge mannelijke garde. Die leert de stiel van de oudere werknemers, die zowel de kwaliteit garanderen als het gamma bestendig vernieuwen. Dat maakt dat zowel het Victoria & Albert Museum (London) als Kenzo belangstelling toonden voor deze stoffen.
- Eigentijdse bogolans – Souleymane Coulibaly (Koulikoro, ° 1978)
Los van de Kasobane –groep, begon de jonge Souleymane Coulibaly 20 jaar later met een eigen atelier, eerst in Bamako (1998), nadien in Segou (2001). Als autodidact slaagde hij er al snel in een eigen designstijl te ontwikkelen, die gebaseerd is op traditionele motieven, die hij uitvergroot en in een nieuwe esthetische context plaatst.
Samenwerking met een Franse, een Italiaanse en een Ivoriaanse styliste leidde tot verschillende productielijnen (2004). Zijn atelier van 26 medewerkers bestond uitsluitend uit mannen – de spinsters (met spin-tol of fietswiel) uitgezonderd – die hij één voor één opleidde in functie van een bepaalde taak. In dit CENTRE SOROBLE werken de mannen rechtop staande, terwijl het doek voor hen op een tafel ligt. Dat is nieuw en vraagt bijzonder veel inspanning van de uitvoerder, die zich urenlang over deze bogolans buigt. Traditioneel zaten de vrouwen immers op een klein krukje of mat, terwijl ze op het doek tekenden dat voor hen op een kalebas lag: stel je even voor hoe je een rechte lijn zou trekken op een bolle tafel… geen sinecure!
In 2009 werd Coulibaly door de UNESCO onderscheiden voor zijn ontwerp van een bogolan bandweefsel in doek en stro. Jammer genoeg heeft het atelier momenteel zwaar te lijden onder de slechte economische toestand – temeer omdat Coulibaly zijn atelier zonder enige vorm van subsidie had weten uit te bouwen tot een echte coöperatieve, wat een unicum is in Mali.
- Aboubakar Fofana (Bamako, ° 1967), Les Arbres à Bleu
Hoewel Fofana’s ‘roots’ in Mali liggen, heeft hij zich intussen zo verdiept én in de Franse én in de Japanse cultuur, dat hij geen Afrikaans, Europees of Aziatisch kunstenaar maar een wereldkunstenaar kan worden genoemd. In zijn zoektocht naar authentieke materialen en productiewijzen, kwam hij ook in contact met Vlaams linnen, dat hij nu naast Malinees katoen als basisweefsel gebruikt. Zijn uitgangspunt was nochtans niet zozeer het indigo verven op zich, dan wel de kalligrafie en het effect dat deze (ook Afrikaanse) tekens esthetisch kunnen betekenen los van hun inhoud.
Zijn passionele zoektocht bracht hem uiteindelijk bij het summum van verfijning en elegantie: geen kleur om de kleur – maar om de zuiverheid van het procedé… En zo blijken de hoogste ethische en milieuvriendelijke standaarden ook de meest hoogwaardige esthetische producten op te leveren. Niet de hoeveelheid maar de kwaliteit telt – dus geen ‘50 shades of grey’ maar 12 tinten indigo 😉
Ook Fofana werkt met een productieatelier, waarin hij zo’n 30 tal mensen te werk stelt. De duur van de opleiding – zo’n 12 jaar voor mensen die nooit school hebben gelopen- vraagt uiteraard ook van hem een buitengewone inspanning, die hij afwisselt met het geven van workshops aan universiteiten en academies op alle continenten. De aanplant van een eigen indigoveld, waar hij de oude Malinese verftraditie in eer wil herstellen, past eveneens in dit kader. En toch gaan zijn ethisch en esthetisch engagement, de ruggengraat van zijn niet aflatende odyssee, tegelijk gepaard met grote kunstzinnige creaties. Een artistieke duizendpoot!
- Sebastian Schutyser (Brugge ° 1968), Mali Portraits
Schutyser heeft zijn liefde voor Afrika ongetwijfeld meegekregen toen hij als jonge knaap opgroeide in Kongo. Dat veranderde niet toen hij als adolescent politieke wetenschappen in Gent studeerde, waar hij al snel overschakelde naar een opleiding fotografie aan de Academie van Gent. Aan het einde van die opleiding trok hij midden jaren negentig met de fiets door het binnenland van Mali, op zoek naar authentieke ontmoetingen – ver weg van de platgetreden paden.
Hij maakte er grote zwart-wit foto’s van lemen moskeeën, foto’s die meermaals werden bekroond en tentoongesteld in eigen land. Maar geïnspireerd door de Malinese fotograaf Seydou Keïta maakte hij ook een reeks portretten, kleurfoto’s met een grootformaatcamera – gaande van bedelaars tot dorpshoofden, van jonge meisjes tot beroemdheden als Ali Farka Touré en Kar Kar. Zijn ‘modellen’ zijn van heel dichtbij gefotografeerd en toch lijken ze veraf, waardoor de relatie met de toeschouwer terzelfdertijd afstandelijk en intiem is. De grote kleurenfoto’s die hij hier tentoonstelt hebben weinig op met het clichébeeld van Afrika, maar tonen zelfbewuste, trotse mensen die recht in de lens kijken.
Intussen is hij een internationaal gevierd en vaak gevraagd fotograaf, die thans zelf jonge fotografen opleidt aan de universiteit van Seoul (Zuid Korea).
Randprogramma
- Workshops voor leerlingen uit het (hoger) textielonderwijs en volwassenen met ervaring in textielbewerking
- Masterclass natuurlijk indigo
Deze masterclass wordt gegeven door Aboubakar Fofana (zie hoger). De masterclass duurt twee volle dagen.
Studio Expo, 21.11 en 22.11, 10 uur tot 17 uur, 225 euro per deelnemer, max. 10 deelnemers
- Workshop Beeld en bogolan
Deze workshop wordt gegeven door Boubakar Doumbia of door Souleymane Coulibaly (zie hoger). Deze workshop duurt een halve, hetzij een volledige dag.
Studio Expo, 13.11, 10u tot 17u, 20 euro per deelnemer, max. 15 deelnemers
Leegstaande bib, 13.11, 14u tot 17u, 10 euro per deelnemer, max. 15 deelnemers
Studio expo, 14.11, 10u tot 17u, 20 euro per deelnemer, max. 15 deelnemers
Leegstaande bib, 14.11, 10u tot 17u, 20 euro per deelnemer, max. 15 deelnemers
- Workshop natuurlijke materialen
Deze workshop wordt gegeven door Lieve Jacob (atelier bluefingers) en duurt twee volle dagen.
Studio expo, 28.11 en 29.11, 10 uur tot 17 uur, 60 euro per deelnemer, max. 10 deelnemers.
- Lezingen en rondleidingen voor volwassen groepen
Er is de mogelijkheid om een introductie op de Malinese cultuur door Willie Van Peer (Sint-Lenaarts, °1947) te boeken, met aanlsuitend een rondleiding door de tentoonstelling. Gedurende vier decennia duizenden studenten opleiden in de tekstwetenschap, de theorie van de literatuur en de interculturele interpretatie van teksten (aan de universiteiten van Tilburg, Utrecht en München) maken van deze ‘professor’ een oude rot in zijn vak. Zijn honderden publicaties en natuurlijk zijn persoonlijke internationale contacten brachten hem op congressen en universiteiten wereldwijd. Daarbij droeg hij steeds de Derde Wereld – in het bijzonder Afrika – een warm hart toe, gezien hij daar in 1971 zijn carrière begonnen was als leraar Engels. Eenmaal op ‘rust’ woonde hij enige tijd in Segou, samen met zijn partner, Mimi Debruyn – vanwaar zijn betrokkenheid bij deze tentoonstelling.
- Canapé-causerie met Jan Jansen en de Malinese kunstenaars
Jan Jansen is docent aan de universiteit Leiden, afdeling Culturele Antropologie. Hij heeft talrijke publicaties op zijn naam staan en is redacteur van het tijdschrift ‘History in Africa – A Journal of Method’. Voor zijn doctoraat over het ‘Sunjata-epos’ woonde hij enkele jaren bij een familie verhalenvertellers in een klein dorp, waardoor hij hun taal en gewoontes eigen kon maken. Dat epos verhaalt de lotgevallen van Sunjata, die als ‘gehandicapt lelijk eendje’ toch wist op te klimmen tot grote leider en stichter van het grote middeleeuwse Mali-rijk. Het heldendicht over Sunjata is geen “verhaaltje van vroeger”: de legendarische koning Sunjata en het Mali-rijk vormen nog steeds de grote inspiratie-bron in het politieke leven van alledag.
Verder onderzoek levert nog steeds nieuwe inzichten en hypotheses op – Jan Jansen zal laten zien dat recent onderzoek zowel nieuwe betekenissen van het epos laat zien terwijl er ook voor-Middeleeuwse wortels zichtbaar worden. Stof tot nadenken dus en vooral tot verder onderzoek, want iedereen probeert het laken naar zich toe te trekken.
Colofon
Mimi Debruyn (Merksem, °1949)
Inhoudelijk werd dit project uitgewerkt door Mimi Debruyn. Als voormalig stafmedewerker tentoonstellingen in De Warande (1980-86) voelt Debruyn zich nog steeds als een vis in het water van De Warande. Haar voorliefde voor textiel gaat terug naar de tijd dat een Berbervrouw haar op een traditioneel weefgetouw leerde weven in volle woestijn (1972). Wol verven kwam er later bij. Haar voorliefde voor ‘oude warme stenen’ gaat terug naar haar opleiding als kunsthistorica en bouwhistorisch onderzoeker: zo maakt ze sinds twee decennia bouw- en landschapshistorische studies voor monumentenzorg. Maar het was de Malinese leemarchitectuur die haar naar Segou leidde, waar ze enige tijd verbleef samen met haar partner, Willie Van Peer.
BRUIKLEENGEVERS TENTOONSTELLING Antieke stoffen 1000-1200: tellem, coll. aboubakar fofana, Bamako-Parijs + Nationaal museum van Wereldculturen, Leiden Vroege 20ste eeuw: Bogolans, musée du Quai Branly, Parijs Hedendaagse bogolans Boubacar Doumbia met groep Kasobané (N’Domo, Pelengana-Segou) Souleymane Coulibaly met atelier Soroble (Segou) Bréhima Koné / Narcisse Tordoir (M hka, Antwerpen) Indigo installatie ‘les arbres à Bleu’: Aboubakar Fofana Foto’s Mali portraits: Sebastian Schutyser Video’s – Indigo verven volgens het natuurlijk procedé (f): Aboubakar Fofana – Interview met de burgemeester van Timboektoe (f): Marc Frans Educatieve rondleidingen Harm van Zwol (scholen, jongeren, volwassenen) Willie van peer (introductie op Mali – volwassenen) Nevenactiviteiten – concert Salif Keïta op 11.11.2015 – masterclass ‘indigo’ met Aboubakar Fofana Concept en realisatie mimi debruyn Realisatie en supervisie annelies nagels, de Warande Administratie Brigitte Bruggemans, de Warande Nieuwsbrief / Publicatie foto’s: cover: www.radioexpressfm.com; sunjata: het paleis, antwerpen; salif keïta: www.emaillekeizer.nl; kora:www.african-essentials.com; oumou sangare: www.afropop.org; groene gordel: agence panafricaine de la grande muraille verte; les arbres à Bleu: a. fofana; overige: mimi debruyn, riet vanloo teksten: mimi debruyn & Willie van peer |